Kenbaarheid, bevoegdheid en behandelingsplicht
Kenbaarheid
Voordat een klacht bij de Ombudscommissie wordt ingediend, moet de verzoeker de klacht eerst indienen bij de gemeente. Dat volgt uit artikel 9:20 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dit wordt het ‘kenbaarheidsvereiste’ genoemd. Hieraan heeft Verzoeker voldaan door op 5 mei 2022 zijn klacht bij de gemeente Eindhoven in te dienen.
De gemeente heeft het onderzoek naar de klacht op 17 juni per brief afgesloten. In de brief heeft de gemeente per klachtonderdeel laten weten wat het oordeel van de gemeente is op de verschillende klachtonderdelen. Op de klachtonderdelen 2 (oordeel: ongegrond), 4 (oordeel: buiten het bereik van het klachtrecht) en 5 (oordeel: onthouden van een oordeel) wenst Verzoeker een oordeel van de Ombudscommissie.
Bevoegdheid
De Ombudscommissie is niet bevoegd om de gemeente te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Ook kan de Ombudscommissie hierover geen advies uitbrengen. Een verzoek om schadevergoeding moet bij de gemeente zelf ingediend worden en zal op juridische gronden worden beoordeeld. De Ombudscommissie zal zich dus niet uitlaten over dit deel van het verzoek dat opgenomen is onder klachtonderdeel 5.
Behandelingsplicht – klachtonderdeel 5
Nadat Verzoeker zich tot de Ombudscommissie heeft gericht is klachtonderdeel 5 alsnog door de gemeente gegrond verklaard. Dat betekent dat Verzoeker naar het oordeel van de Ombudscommissie geen belang heeft bij een onderzoek naar dit onderdeel van de klacht. De Ombudscommissie neemt dit onderdeel van de klacht daarom niet in behandeling (op grond van artikel 9:23 onderdeel c Awb).
Dat betekent dat alleen de klachtonderdelen 2 en 4 onderdeel uitmaken van het onderzoek van de Ombudscommissie.
Procedure
Nadat Verzoeker zijn klacht bij de Ombudscommissie heeft ingediend, heeft de gemeente als reactie daarop op 30 november 2022 een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn vervolgens uitgenodigd voor een hoorzitting op 8 december 2022 om hun standpunten verder toe te lichten. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek.
De bevindingen van de Ombudscommissie
Het standpunt van Verzoeker
Het standpunt van Verzoeker per klachtonderdeel is als volgt samen te vatten:
Klachtenonderdeel 2 – informatievoorziening verstrijken beslistermijn
Verzoeker stelt dat de gemeente heeft nagelaten hem op enige manier van informatie te voorzien, vanaf het verstrijken van de beslistermijn voor het behandelen van zijn PW- aanvraag.
Klachtonderdeel 4 – gebrek aan transparantie over reden overschrijden beslistermijn en onnodig dubbele beoordeling
Verzoeker stelt dat de gemeente heeft aangegeven de aanvraag niet op tijd te kunnen behandelen wegens ‘diverse gebleken feiten en omstandigheden’. Wat deze feiten en omstandigheden waren is niet medegedeeld aan verzoeker. Verzoeker stelt dat deze reden voor overschrijding van de termijn niet geloofwaardig is. De gemeente Bladel had eerder op basis van de zelfde feiten en omstandigheden namelijk al een positief besluit op zijn aanvraag genomen. Verzoeker stelt dat hij door dat positieve besluit van de gemeente Bladel mocht verwachten dat de gemeente Eindhoven op korte termijn hetzelfde besluit zou nemen.
Het standpunt van de gemeente
Het verweer van de gemeente per klachtonderdeel is als volgt samen te vatten:
Klachtenonderdeel 2 – informatievoorziening verstrijken beslistermijn
De gemeente is het met Verzoeker eens dat hij onvoldoende concreet is geïnformeerd over het overschrijden van de beslistermijn. Klachtonderdeel 1 is daarom ook gegrond verklaard. De gemeente vindt echter niet dat Verzoeker in het geheel niet geïnformeerd is over de mogelijkheden die Verzoeker had zodra de beslistermijn verstreken zou worden. Verzoeker is gewezen op de mogelijkheid de gemeente in gebreke te stellen via de uitnodigingsbrief van 22 februari 2022.
Klachtonderdeel 4 – gebrek aan transparantie over reden overschrijden beslistermijn en onnodig dubbele beoordeling
De gemeente stelt dat het niet aan de gemeente is om de vraag te beantwoorden welke redenen de heer had om niet direct op de aanvraag te beslissen. De gemeente stelt voor dat Verzoeker hierover contact opneemt met de heer . Verder stelt de gemeente dat zij als verantwoordelijke gemeente voor het behandelen van de aanvraag de wettelijke bevoegdheid heeft om de aanvraag opnieuw te onderzoeken.
Hoorzitting
Op 8 december 2022 heeft de hoorzitting plaatsgevonden. Verzoeker is verschenen. Aan de zijde van de gemeente waren aanwezig mevrouw (klachtbehandelaar) en de heer (specialist inkomen). Verzoeker en de gemeente zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten mondeling toe te lichten.
De heer geeft toelichting op de wijze van samenwerking met de gemeente Bladel. Ook wordt stilgestaan bij de behandeltermijnen en werkwijze bij urgentie. Tijdens de hoorzitting heeft de heer aangeboden om met Verzoeker in gesprek te gaan over de klacht. Dit gesprek zou moeten gaan over de redenen voor de heer om niet direct op de aanvraag te beslissen. Verzoeker is niet op dit aanbod ingegaan.
Verzoeker heeft uitgebreid uiteen gezet wat het effect van het handelen van de gemeente op hem is geweest. Voor verzoeker woog dat erg zwaar tijdens de hoorzitting en in zijn dagelijks leven.
De overwegingen van de Ombudscommissie
Wijze van Beoordeling
De Ombudscommissie beoordeelt of (een of meer medewerkers van) het bestuursorgaan zich in de door haar onderzochte aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft/hebben gedragen. De Ombudscommissie toetst het handelen van de Gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).
Overwegingen
Klachtonderdeel 2 - informatievoorziening verstrijken beslistermijn
De Ombudscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de informatievoorziening richting Verzoeker na het verstrijken van de beslistermijn behoorlijk is geweest.
De gemeente heeft Verzoeker gelijk gegeven voor wat betreft het verstrijken van de beslistermijn en het gebrek aan tijdige informatie hierover. Zoals de gemeente ook benoemt in het verweerschrift ging klachtonderdeel 1 over dat punt. Dit onderdeel is gegrond verklaard. Het staat dus voldoende vast dat de gemeente Verzoeker ten onrechte niet of althans onvoldoende heeft geïnformeerd over het verstrijken van de beslistermijn. De gemeente had de beslistermijn tijdig moeten verlengen conform artikel 4:14 lid 1 Awb. Dat is ten onrechte niet gebeurd.
Klachtonderdeel 2 heeft naar de mening van de Ombudscommissie veel samenhang met klachtonderdeel 1. Dat verzoeker na het daadwerkelijk verstrijken van de beslistermijn nog steeds niet geïnformeerd is, lijkt naar de mening van de Ombudscommissie een logisch gevolg van de eerdere fout door de gemeente. Vanwege de nauwe samenhang met klachtonderdeel 1 is de Ombudscommissie van oordeel dat klachtonderdeel 2 op dit punt daarom ongegrond is.
Ingebrekestelling
Via de brief van 22 februari 2022 is Verzoeker wel gewezen op de mogelijkheid om een ingebrekestelling in te dienen, zodra de beslistermijn zou verstrijken. Verzoeker is daarmee in ieder geval voorafgaand aan het verstrijken van de beslistermijn op de hoogte gebracht van zijn juridische mogelijkheden. Dat neemt niet weg dat de gemeente nog steeds in verzuim is geweest door het niet tijdig verlengen van de beslistermijn. Maar op dat punt is Verzoeker zoals aangegeven al in het gelijk gesteld via klachtonderdeel 1. Voor zover Verzoeker met klachtonderdeel 2 bedoelt dat hij na het indienen van zijn ingebrekestelling onvoldoende of onjuist is geïnformeerd het volgende.
De Ombudscommissie stelt vast dat Verzoeker na het verstrijken van de beslistermijn op 27 april 2022 de gemeente in gebreke heeft gesteld. Hierna is op 6 mei een besluit genomen op de aanvraag. De gemeente geeft in het verweerschrift aan dat de tussentijdse reactie na het ontvangen van de ingebrekestelling een onjuiste verwachting gewekt heeft. Daarom is klachtonderdeel 5 alsnog gegrond verklaard. Een oordeel van de Ombudscommissie op dit punt acht de Ombudscommissie derhalve niet meer relevant.
Ten aanzien van dit onderdeel luidt het oordeel: niet-ontvankelijk
Klachtonderdeel 4 - gebrek aan transparantie over reden overschrijden beslistermijn en onnodig dubbele beoordeling
De Ombudscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of Verzoeker ten onrechte niet geïnformeerd is over de reden van het niet direct behandelen van de aanvraag. Verder ligt de vraag voor of de gemeente zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dit klachtonderdeel het klachtrecht te buiten gaat.
Allereerst stelt de Ombudscommissie vast dat de gemeente juridisch gezien de bevoegdheid had om de aanvraag conform de reguliere wettelijke termijnen te behandelen. Ondanks dat een andere gemeente kort daarvoor op basis van dezelfde feiten al een positief besluit genomen had. Omdat dit besluit van de gemeente niet ziet op een gedraging valt dit deel van de klacht buiten het klachtrecht. De Ombudscommissie is daarom niet bevoegd hierover een oordeel te geven. Dat neemt niet weg dat de gemeente bij het behandelen van de aanvraag tekort geschoten is in de informatievoorziening richting Verzoeker. Naar het oordeel van de Ombudscommissie valt daarom niet het gehele klachtonderdeel buiten het klachtrecht.
Het gebrek aan transparantie over de achterliggende redenen waarom niet direct op het besluit van Verzoeker gereageerd kon worden is een belangrijk onderdeel van de klacht. De Ombudscommissie stelt vast dat de gemeente op dit punt ten onrechte stelt dat het niet aan de gemeente is om deze vraag te beantwoorden. Hoewel de klacht zich richt op een gedraging van de heer Reniers wordt deze gedraging aangemerkt als een gedraging van het bestuursorgaan (artikel 9:1 lid 2 Awb). Het is dus formeel aan de gemeente om zich hiertegen te verweren.
De Ombudscommissie stelt vast dat de behandeling van de aanvraag voor Verzoeker onvoldoende transparant is geweest. Het is voor Verzoeker nog altijd niet duidelijk wat nu de feiten en omstandigheden waren die maakten dat zijn aanvraag niet tijdig behandeld kon worden. Van de overheid mag verwacht worden dat zij inzicht kan geven in de besluitvorming, zodat de besluiten getoetst kunnen worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de informatievoorziening op orde is. Naar het oordeel van de Ombudscommissie is de informatieverstrekking hier onbehoorlijk geweest. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de Ombudscommissie gegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 4 luidt het oordeel: deels gegrond.
Het oordeel van de Ombudscommissie
Op grond van voornoemde overwegingen is de Ombudscommissie van oordeel dat:
- Klachtonderdeel 2 niet-ontvankelijk is;
- Klachtonderdeel 4 deels gegrond is.
Aanbevelingen
- De Ombudscommissie adviseert de gemeente om bij aanvragen in het kader van de Participatiewet te screenen op urgentie, juist vanwege het doel van deze wet. Indien er sprake is van urgentie, dan dient een snelle(re) afhandeling mogelijk te zijn. Dit geldt ook voor urgentie tijdens het traject.
- Als de gemeente de termijn niet haalt, dan adviseert de Ombudscommissie de burger hier in kennis van stellen én bij benadering aan te geven wanneer de burger dan wel een besluit kan verwachten. Hierbij kan direct een toetsing voor een eventueel voorschot worden toegepast.
- In geval van verhuizing van de ene gemeente naar de andere, bevelen we aan contact met de vorige gemeente op te nemen om te onderzoeken of het recht op Participatiewet uitkering recent (de laatste 3 maanden) nog is vastgesteld via toekenning of heronderzoek. Bij bijzondere omstandigheden (zoals in deze situatie) kan contact tussen 2 overheden besluitvorming bespoedigen. Uiteraard onderschrijft de Ombudscommissie het recht op zelfstandig onderzoek van de gemeente, maar eenzelfde onderzoek mag niet zorgen voor (onnodige) vertraging. In onderhavige casus ging het bijvoorbeeld om een onderzoek naar een stichting, terwijl deze stichting door de andere gemeente ook al was onderzocht. Dit heeft onnodig vertragend gewerkt.
- Bij schrijdende situaties acht de Ombudscommissie het zeer wenselijk dat er slechts 1 aanspreekpunt is vanuit de gemeente. Hiermee wordt voorkomen dat de burger bij problemen zich tot meerdere loketten moet wenden.
Eindhoven, 3 februari 2023,
De Ombudscommissie Eindhoven