De rapporten worden (geanonimiseerd) op deze website gepubliceerd. Hieronder vindt u de rapporten in samenvatting met links naar de volledige rapporten.
Rapport 23 oktober 2023: Eindrapport verzoekschrift afhandeling klacht WIJeindhoven
Op 10 juli 2023 heeft de heer (hierna: verzoeker) een verzoek ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: Ombudscommissie). Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van de klacht van 22 maart 2023 door WIJeindhoven. Verzoeker is het niet eens met het handelen van een generalist van WIJeindhoven, de heer (hierna: generalist). Verzoeker stelt dat de generalist vooringenomenheid toonde, zich partijdig heeft opgesteld, onzorgvuldig heeft gehandeld en hem onder druk heeft gezet. Verzoeker is van mening dat WIJeindhoven bij de afhandeling van zijn klacht onvoldoende heeft toegelicht op basis van welke stukken zij tot ongegrondheid van zijn klacht zijn gekomen. Daarnaast is verzoeker van mening dat een van de leden van de Klachtadviescommissie van WIJeindhoven (hierna: Klachtadviescommissie) zich niet onafhankelijk heeft opgesteld door zich uit te spreken en te stellen dat verzoeker de generalist bepaalde zaken niet kan verwijten.
Rapport 3 mei 2023: Eindrapport Ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot verzoekschrift
Op 1 december 2022 hebben de heer en mevrouw (hierna: verzoeker) een verzoek ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: Ombudscommissie). Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van de klacht van 15 oktober 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: de gemeente). De klacht bestaat uit twee onderdelen. Klachtonderdeel 1 gaat over het gebruik van dreigementen bij het betreden van de woning, klachtonderdeel 2 betreft de denigrerende en discriminerende opmerkingen richting (schoon)vader door de heer . In het verzoek geeft verzoeker in 10 punten aan waarmee zij het niet eens is. In het kort gaat het om de volgende punten.
Rapport 3 februari 2023: klacht over overschrijden beslistermijn van PW-aanvraag
Op 30 augustus 2022 heeft de heer (hierna: Verzoeker) een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: de Ombudscommissie). Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van zijn klacht van 5 mei 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: de gemeente). Meer specifiek is Verzoeker het niet eens met de afhandeling van de klacht op klachtonderdelen 2, 4 en 5. De klacht is gericht tegen de heer (Inkomensspecialist). Verzoeker verwijt hem het overschrijden van de beslistermijn van een PW-aanvraag, het gebrek aan communicatie daarover en de weigering een voorschot te verlenen.
Rapport 6 september 2022: klacht over informatieverstrekking rond verlengen parkeervergunning
Op 11 april 2022 heeft mevrouw (hierna: “Verzoeker’) een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”).
Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van haar klacht door de gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) zoals verwoord in het oordeel van 1 februari 2022. Haar klacht is gericht tegen de informatieverstrekking rond het verlengen van een parkeervergunning, het niet leveren van maatwerk en gedragingen met betrekking tot het ingediende verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob-verzoek). Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd haar klacht te onderzoeken.
Rapport 10 mei 2022: klacht over project snelfietsroute De Run-HTCE
Op 7 januari 2022 heeft de heer (hierna: “Verzoeker”) een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “Ombudscommissie”) over de Gemeente Eindhoven (hierna: “Gemeente”). Zijn klacht heeft betrekking op het project “snelfietsroute De Run-HTCE” van de Gemeente (https://www.eindhoven.nl/projecten/fietsroute-de-run-htce). In dit project werkt de Gemeente samen met de gemeente Veldhoven aan het verbeteren van de fietsroute tussen de beide plaatsen en tussen De Run en de High Tech Campus Eindhoven (HTCE). De klachten van Verzoeker zien op de communicatie met de Gemeente en de inspraak, samenspraak en participatie in de klankbordgroep die in het kader van voornoemd project door de Gemeente is ingesteld. Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd zijn klacht te onderzoeken.
Rapport 7 februari 2022: klacht omtrent werkwijze beschermtafel
Op 30 september 2021 heeft de heer (hierna: “verzoeker’) een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Uit de schriftelijke klacht en de aanvulling hiervan tijdens de hoorzitting blijkt het volgende.
Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van zijn klacht door de gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) zoals verwoord in het oordeel van 30 november 2020. Verzoeker is van mening dat de kernwaarden B. Respectvol (de behoorlijkheidsnorm Fair Play) en D Eerlijk en betrouwbaar (de behoorlijkheidsnormen Onpartijdigheid, Goede voorbereiding en Goede organisatie) niet zijn toegepast.
Rapport 28 oktober 2021: klacht over aanpak problemen huurwoning
Eindrapport van de Ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot het verzoekschrift van
Het verzoek
Op 19 februari 2020 heeft de heer (hierna: “Verzoeker”) per email in algemene bewoordingen een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “Ombudscommissie”) over de Gemeente Eindhoven. Op verzoek van de Ombudscommissie heeft Verzoeker zijn klacht nader toegelicht en verduidelijkt per email van 18 juni 2021. Verzoeker ervaart sinds oktober 2019 problemen met toxische gassen in zijn particuliere huurwoning als gevolg van een lek ventilatiekanaal. Ondanks herhaalde oproepen gericht aan diverse diensten, wordt het probleem niet opgelost. Verzoeker is van mening dat de Gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) niet of niet voldoende ingrijpt. Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd zijn klacht te onderzoeken.
Rapport 18 augustus 2021: klachten over hulp door WIJeindhoven
De werkwijze
Op 25 maart 2021 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Verzoekster heeft haar casus geschetst en is het onder andere niet eens met de afhandeling van haar klacht door de bestuurder van WIJ Eindhoven op 17 december 2020, waarbij verwezen wordt naar de bevindingen van de Klachtadviescommissie van WIJ Eindhoven van 15 december 2020. Ook is zij het niet eens met het handelen en/of nalaten van (medewerkers) van andere organisaties. Verzoekster heeft haar klacht per e-mail nader toegelicht. Partijen zijn voorts uitgenodigd voor een hoorzitting die plaatsvond op 16 juni 2021.
Tijdens deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie aangegeven wat de beperkte bevoegdheid van de Ombudscommissie is (zie “Het toetsingskader” hieronder) en hebben partijen hun standpunten nader kunnen toelichten. Ook hebben partijen vragen van de Ombudscommissie beantwoord. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten. Op 17 juni 2021 heeft de Ombudscommissie het onderzoek heropend om verzoekster in de gelegenheid te stellen om een geluidsopname te verstrekken. Verzoekster heeft op 24 juni 2021 een toelichting gegeven en op 1 juli 2021 de opname verstrekt. Hierna is het onderzoek wederom gesloten.
Op 9 juli 2021 heeft de Ombudscommissie het Verslag van Bevindingen verzonden aan partijen en hen de gelegenheid geboden om binnen 14 dagen hierop te reageren. Dat betekent dat partijen uiterlijk op 23 juli 2021 correcties en aanvullingen konden indienen. De Ombudscommissie heeft voor het verstrijken van de termijn enkel een reactie van WIJ Eindhoven ontvangen. Op 19 juli 2021 heeft WIJ Eindhoven concreet aangegeven op welke wijze en ten aanzien van welke tekstregels haar standpunt in het Verslag van Bevindingen verduidelijkt moet worden. Deze opmerkingen zijn verwerkt in dit eindrapport. Verzoekster heeft pas op 27 juli 2021 gereageerd. Verzoekster geeft daarin aan dat ze voornemens was om op 9 juli 2021 te reageren maar dat zij pas op 27 juli 2021 zag dat haar bericht niet verzonden was. De Ombudscommissie is van oordeel dat, nog los van het feit dat de reactie te laat is ingediend, in deze reactie niet aangegeven wordt op welke punten het Verslag van Bevindingen tekort zou schieten en/of aanvullingen en/of correcties behoeft. Reeds hierom kan de reactie niet tot een wijziging leiden.
De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit eindrapport tot haar bevindingen.
Rapport 3 augustus 2021: klacht over Beschermtafel
Verloop behandeling klacht
Op 12 maart 2021 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Verzoekster is het niet eens met de afhandeling van haar klacht door de gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) van 6 januari 2021. De klacht was in eerste instantie niet compleet en verzoekster is gevraagd de stukken aan te vullen, maar aan de zijde van de Ombudscommissie is dit in eerste instantie niet juist geadresseerd aan verzoekster. Op 25 mei 2021 is de klacht alsnog gecompleteerd. Daaropvolgend heeft verzoekster haar klacht per e-mail nader toegelicht. De gemeente heeft op 10 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn voorts uitgenodigd voor een hoorzitting die plaatsvond op 24 juni 2021. Verzoekster heeft per mail van 15 en 21 juni 2021 laten weten dat zij afziet van een hoorzitting en gevraagd om haar zaak te beoordelen op basis van de stukken. Tijdens deze hoorzitting heeft de gemeente het standpunt nader kunnen toelichten en heeft zij vragen van de Ombudscommissie beantwoord. De Ombudscommissie heeft per mail van 28 juni 2021 aanvullende vragen gesteld aan verzoekster en de gemeente, met het verzoek aan partijen hierop binnen een week na verzending van de mail te reageren. Verzoekster heeft per mail gereageerd op 29 juni 2021. De gemeente heeft gereageerd bij mail van 5 juli 2021. Hierna heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten.
Het verslag van bevindingen is op 8 juli 2021 per mail aan verzoekster en de gemeente toegezonden en er is twee weken gelegenheid geboden om hierop te reageren. De gemeente heeft op 16 juli 2021 laten weten geen opmerkingen op het verslag van bevindingen te hebben. Van verzoekster is geen reactie ontvangen. In onderhavig rapport komt de Ombudscommissie tot haar eindoordeel.
Rapport 19 februari 2021: klachten over de inzet van generalisten van WIJeindhoven
Het verzoek
Op 11 november 2020 heeft ………… hierna ook genoemd “Verzoeker”, online een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”) over WIJeindhoven. Verzoeker is sedert ongeveer 6 jaar in contact met (generalisten van) WIJeindhoven in verband met problemen in de omgangsregeling met zijn zoon na een problematisch verlopen echtscheiding.
Verzoeker is van mening dat WIJeindhoven niet actief bemiddelt/heeft bemiddeld, waarmee het belang van zijn zoon niet wordt gediend. Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd zijn klacht te onderzoeken.
Bevoegdheid, kenbaarheid en behandelingsplicht
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”), is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de gemeente Eindhoven, in casu de onder de verantwoordelijkheid van de gemeente opererende stichting WIJeindhoven (hierna: “WIJeindhoven”), eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De Klachtadviescommissie WIJeindhoven moest dus eerst de klacht van Verzoeker zelf behandelen vóórdat de Ombudscommissie de klacht kon onderzoeken. De Klachtadviescommissie heeft haar onderzoek (informeel) afgesloten met haar oordeel van 28 september 2020, waarna Verzoeker zijn klacht heeft voorgelegd aan de Ombudscommissie.
Procedure
Op 11 november 2020 heeft Verzoeker per e-mail op voorhand aan de Ombudscommissie onderliggende stukken met betrekking tot de klacht doen toekomen. De Klachtadviescommissie van WIJeindhoven heeft per e-mail van 2 december 2020 aan de Ombudscommissie stukken doen toekomen en daarmee inhoudelijk gereageerd op de klacht van Verzoeker zoals ingediend bij de Ombudscommissie.
Partijen zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 20 januari 2021. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten. Op 1 februari 2021 is aan partijen een Verslag van Bevindingen toegezonden. Naar aanleiding daarvan heeft Verzoeker gereageerd per email van 14 februari 2021 (cc verzonden aan WIJeindhoven).
De Ombudscommissie heeft dit emailbericht als bijlage aan het Verslag van Bevindingen toegevoegd en partijen daarover per email van 15 februari 2021 geïnformeerd.
De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit verslag tot haar bevindingen.
Rapport 13 januari 2020: klacht klacht over gebrek aan transparantie over de rol van sociaal rechercheur en over partijdigheid bij klachtafhandeling
Eindrapport van de Ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot het verzoekschrift van XXXX
De werkwijze
Op 27 september 2019 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van zijn klacht door de gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) van 25 september 2019. Op 9 oktober 2019 heeft verzoeker zijn klacht per e-mail nader toegelicht. Partijen zijn voorts uitgenodigd voor een hoorzitting die plaatsvond op 30 oktober 2019. Tijdens deze hoorzitting hebben partijen hun standpunten nader kunnen toelichten en hebben zij vragen van de Ombudscommissie beantwoord. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten. Na de hoorzitting hebben partijen een verslag van de hoorzitting ontvangen. De Ombudscommissie stelt thans de feiten vast door middel van onderhavig verslag van bevindingen. Partijen hebben tot twee weken na het verzenden van dit verslag de tijd om hierop te reageren. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. De Gemeente heeft op 12 december 2019 gereageerd. In onderhavig eindrapport komt de Ombudscommissie tot haar eindoordeel.
Het verzoek
De klacht van verzoeker vloeit voor uit de volgende situatie: Verzoeker heeft een aanvraag gedaan voor bijstand op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Op 24 juni 2019 heeft er in het kader van de herindicatie een intakegesprek plaatsgevonden met xxxxxxxxxx van de Gemeente. Bij dit gesprek was tevens xxxxxxx eveneens werkzaam bij Gemeente, aanwezig. De rol die xxxxxxxxx in dit gesprek had was die van toehoorder. Het doel van dit gesprek was onder andere om informatie te verkrijgen ten aanzien van de feitelijke woon- en leefsituatie in het kader van de herindicatie van verzoeker. De Gemeente acht een tweede gesprek noodzakelijk. Daarom wordt er op 9 juli 2019 door de Gemeente een uitnodiging verstuurd voor een vervolggesprek dat plaats zal vinden op 16 juli 2019 om 11:00 uur. In deze brief wordt slechts aangegeven xxxxxxxxxx als Specialist WMO namens de Gemeente zal verschijnen om dit gesprek te voeren. Bij aanvang van dit gesprek verschijnt naast xxxxxxxxxx ook …….. ………. deelt nu -blijkens het gespreksverslag- mee, dat hij sociaal rechercheur in dienst van de Gemeente is en zal optreden als WMO Toezichthouder in de zin van artikel 5:11 Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”). Verzoeker stelt zich op het standpunt dat xxxxxxxxx zich tijdens het gesprek van 24 juni 2019 niet als zodanig kenbaar heeft gemaakt. Verzoeker is hierdoor verrast en is van mening dat als hij de rol van xxxxxxxxx had geweten op 24 juni 2019, hij zich had laten bijstaan door een advocaat en wellicht andere antwoorden had gegeven. Daarbij stelt verzoeker dat er op 23 juli 2019 een rapport is verschenen waaruit volgt dat het team Bijzonder Onderzoek van de Gemeente vanaf 7 maart 2019 een bestuursrechtelijk onderzoek in de zin van artikel 5:11 Awb heeft gestart naar de feitelijke woon- en leefsituatie van verzoeker. Bij dit onderzoek was ……… als sociaal-rechercheur ook betrokken. Het feit dat xxxxxxxxxxx zich tijdens het gesprek van 24 juni 2019 – en dus lopende dit onderzoek- slechts kenbaar gemaakt heeft als toehoorder vindt verzoeker onbehoorlijk, niet transparant en niet integer.
Voorts is verzoeker van oordeel dat de klachtbehandelaar van de Gemeente xxxxxxxxxx, zijn klacht niet onpartijdig heeft behandeld blijkens de afhandelingsbrief van 25 september 2019.
Het toetsingskader
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Awb, is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de Gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De Gemeente heeft bij schrijven van 25 september 2019 de klacht afgehandeld en daarmee heeft de Ombudscommissie vastgesteld dat aldus aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan.
De Ombudscommissie merkt voorts op dat zij een beperkte bevoegdheid heeft en enkel mag oordelen over een klacht indien deze gaat over én een gedraging én over het handelen of nalaten van (een ambtenaar) van de Gemeente. De Ombudscommissie toetst het handelen van de Gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).
Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet bevoegd is een oordeel over het geschil uit te spreken. Gelet op de inhoud van het verzoek is daarvan geen sprake.
Rapport 2 januari 2020: klacht over uitblijven reactie gemeente en te lang laten liggen van VOG
Het verzoek en de werkwijze van de Ombudscommissie Eindhoven
Op 13 november 2018 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd zijn klacht te onderzoeken. Omdat de klacht te vaag was, heeft de Ombudscommissie diversen malen aan klager gevraagd om een nadere onderbouwing van zijn klacht en stukken aan te leveren. Toen in juli 2019 bleek dat klager geen dossier kon aanleveren, heeft de Ombudscommissie het dossier bij schrijven d.d. 26 juli 2019 bij de gemeente Eindhoven (hierna: “de gemeente”) opgevraagd en klager wederom in de gelegenheid gesteld om aanvullingen op het dossier in te dienen. Bij email d.d. 26 juli 2019 heeft de Ombudscommissie tevens aan klager aangegeven dat haar bevoegdheid beperkt is tot gedragingen die minder dan een jaar voor de datum van de eerste klacht (13 november 2018) hebben plaatsgevonden en overigens tot de bevoegdheden van de Ombudscommissie behoren. Zaken waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld, zullen op grond van het bepaalde in de artikelen 9:22 en 9:24 lid Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”) niet worden onderzocht. Bij email d.d. 27 augustus 2019 heeft de Ombudscommissie na bestudering van het dossier vastgesteld dat naar haar oordeel slechts de volgende 2 klachtenonderdelen resteren:
- Het uitblijven van een reactie van xxxxxxxxx xxxxxxxxxx,
- Het te lang blijven liggen van de VOG bij de gemeente.
Klager is in de gelegenheid gesteld om op deze vaststelling te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Awb, is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De gemeente heeft bij schrijven d.d. 21 september 2018 de klacht afgehandeld en de Ombudscommissie heeft vastgesteld dat aldus aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan.
De Ombudscommissie toetst het handelen van de gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).
Op 30 oktober 2019 zijn partijen uitgenodigd voor een hoorzitting. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek met betrekking tot de bovenomschreven twee zaken. De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit verslag tot haar bevindingen. Partijen mogen voorts binnen twee weken reageren op dit verslag van bevindingen. De gemeente heeft bij email d.d. 28 november gereageerd op het verslag van bevindingen. Van klager is geen reactie ontvangen. Tot slot zal de Ombudscommissie een eindrapport opstellen en haar oordeel over het verzoek geven.
Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op, dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet bevoegd is een oordeel over het geschil uit te spreken. Derhalve is de Ombudscommissie niet bevoegd een oordeel uit te spreken over de gang van zaken omtrent beslagleggingen, het vaststellen van de beslagvrije voet, het niet doorzetten van een bijstandsaanvraag door WijEindhoven en de gemeente en de vergoeding van de schade aan de klager ten gevolge van het handelen en nalaten van de gemeente.
Voor de volledigheid merkt de Ombudscommissie op dat zij enkel over een klacht mag oordelen indien deze gaat over én een gedraging én over het handelen of nalaten van (een ambtenaar) van de gemeente.
Rapport 19 juni 2019: klacht over beëindigen uitkering
Het verzoek
Op 18 oktober 2018 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: de Ombudscommissie). Verzoekster heeft aan de Ombudscommissie gevraagd haar klacht te onderzoeken. Verzoekster stelt dat de gemeente Eindhoven (hierna: de gemeente) machtsmisbruik heeft toegepast door van haar stukken te verlangen die zij niet kon overleggen, waarna de gemeente is overgegaan tot beëindiging (en terugvordering) van haar uitkering op grond van de Participatiewet.
De werkwijze
Verzoekster heeft de Ombudscommissie per mails van 20 en 21 februari 2019 laten weten het niet eens te zijn met de afhandeling van de klacht door de gemeente en wil deze behandeld zien door de Ombudscommissie.
Partijen zijn uitgenodigd voor de hoorzitting van 3 april 2019, waar beiden de gelegenheid is geboden toelichting te geven. De Ombudscommissie heeft partijen op 17 april 2019 het verslag van bevindingen aan partijen gezonden. Partijen hebben de gelegenheid gekregen binnen twee weken na ontvangst van het verslag van bevindingen te reageren. Er zijn geen reacties ontvangen.
De Ombudscommissie komt hierbij tot dit eindrapport.
Het toetsingskader van de Ombudscommissie
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb), is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De klacht van verzoekster is ter behandeling doorgezonden naar de gemeente, voordat de Ombudscommissie bevoegd was de klacht in behandeling te nemen.
Bij brief van 29 oktober 2018 heeft de gemeente gereageerd op de klacht, en gemotiveerd aangegeven deze niet in behandeling te nemen. Hiermee is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.
De Ombudscommissie dient nu te beoordelen of de klachtbehandeling door de gemeente, zoals uiteengezet is in de brief van 29 oktober 2018, behoorlijk is geweest. De Ombudscommissie toetst het handelen van de gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).
Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op, dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen en besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet bevoegd is een oordeel over het geschil uit te spreken. Voorts merkt de Ombudscommissie op dat zij enkel over een klacht mag oordelen indien deze gaat over en een gedraging en over het handelen of nalaten van (een ambtenaar) van de gemeente.
Rapport 19 mei 2019: klacht over de inzet van Bemoeizorg
Verslag van bevindingen van de Ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot het verzoekschrift
van XXX
Het verzoek
Op 14 februari 2019 heeft XX, hierna ook genoemd verzoekster, een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven, (hierna: de Ombudscommissie), in verband met de melding die de gemeente Eindhoven (hierna: gemeente) in of omstreeks december 2018 over verzoekster bij Bemoeizorg Eindhoven (hierna: Bemoeizorg) heeft gedaan. Verzoekster is van mening dat de gemeente, door het mobiliseren van het team van Bemoeizorg, disproportionele maatregelen heeft genomen en dat de gemeente daarbij het
beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Verzoekster heeft aan de Ombudscommissie gevraagd haar klacht te onderzoeken.
Bevoegdheid, kenbaarheid en behandelingsplicht
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb), is de
Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de gemeente Eindhoven eerst zelf de klacht heeft afgehandeld. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De gemeente moest dus eerst de klacht van verzoekster zelf behandelen vóórdat de Ombudscommissie de klacht kon onderzoeken. De gemeente heeft haar onderzoek (informeel) afgesloten met haar e-mailbericht van 8 maart jl., waarna verzoekster haar klacht heeft voorgelegd aan de Ombudscommissie.
Procedure
Op 14 januari 2019 heeft verzoekster per e-mail op voorhand aan de Ombudscommissie onderliggende stukken met betrekking tot de klacht doen toekomen. De gemeente heeft per e-mail van 19 en 20 maart 2019 aan de Ombudscommissie stukken doen toekomen en
inhoudelijk gereageerd op de klacht van verzoekster zoals ingediend bij de Ombudscommissie.
Partijen zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 3 april 2019. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek.
Van de hoorzitting is een verslag opgesteld, dat op 11 april 2019 naar partijen is gestuurd. Het concept verslag van bevindingen is aan partijen verstuurd op 17 april 2019. Partijen mochten voorts binnen twee weken reageren op dit verslag van bevindingen.
Tot slot zal de Ombudscommissie een eindrapport opstellen en haar oordeel over het verzoek geven. De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit verslag tot haar bevindingen.
Rapport 6 maart 2019: klacht overgang beheer kinderboerderij
De klacht
Verzoekster heeft de Ombudscommissie gevraagd haar klachten te onderzoeken, samengevat inhoudende dat de gemeente gedane toezeggingen niet is nagekomen, dat de gemeente onvoldoende zorg draagt voor de uitvoering van haar beleid op het gebied van Social Return, en dat de gemeente onvoldoende toeziet op de kwaliteit van het dierenwelzijn in een kinderboerderij waarvan het beheer van de gemeente is overgegaan naar een stichting.
De procedure
De Ombudscommissie heeft partijen uitgenodigd voor een hoorzitting. Verzoekster en de gemeente waren hierbij aanwezig en hebben beide hun kant van het verhaal verteld. Ook zijn vragen van de commissie beantwoord. Na deze hoorzitting heeft de commissie een verslag van bevindingen opgesteld. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om op dit verslag te reageren.
De wijze van beoordelen
De Ombudscommissie heeft onderzocht of de gemeente op een behoorlijke manier is omgegaan met verzoekster. Het verzoek is getoetst aan de behoorlijkheidsnormen uit de Behoorlijkheidswijzer van de Nationale ombudsman.
Het oordeel
De Ombudscommissie verklaart de klacht op één onderdeel ongegrond. Voor de overige drie onderdelen acht zij zich niet-ontvankelijk.
Aanbeveling
De Ombudscommissie beveelt de Gemeente aan om in de toekomst afspraken omtrent privatisering, met name als deze de burger raken, ondubbelzinnig vast te leggen in schriftelijke overeenkomsten.